huishouding... eh... ik heb van de week zeil gekocht . .. een mooi patroontje . . . U moet maar eens komen kijken. Ik heb lang genoeg op de kale vloer gezeten."
„Ja ...," zei moeder, „Jacob is nu tevreden. .. . Hij heeft zijn eigen zaak."
Duplikaatje keek met haar domme ogen de kamer rond en toen zei ze langzaam:
„Tevreden . .. tevreden was Jacob, de eerste paar maanden toen hij met zijn witte jasje langs de treinen liep ... Maar nu zegt hij al weer, dat hij niet in dat winkeltje in de Weesperstraat wil blijven." „Wat wil hij dan?" vroeg moeder.
„Hij heeft het me verteld, maar ik begrijp het niet," zei Duplikaatje nederig.
Zo ondoorgrondelijk waren Jacob's plannen echter geenszins. Hij kwam op een avond bij ons aanlopen en vertelde volkomen openhartig wat hij van zijn nering dacht.
„Een winkel is een broodwinning, goed, maar als je rijk wil worden, moet je niet in een zaak blijven zitten." „Wees tevreden met wat je hebt," ried moeder, „duizenden mensen zijn jaloers op je verdiensten in die zaak . . . Waarom zou je rijk moeten worden." „Omdat ik niet arm wil zijn," zei Jacob bits, „ik weet wat armoe is. Ik weet het beter dan iemand anders in de hele wereld ... Geld ' wil ik hebben, veel geld . .. hopen geld .. ."
Hij werd gegrepen door de kracht van zijn eigen woorden. Het was alsof hij een visioen zag: een hoge berg van louter gouden tientjes.
„Geld. .. zoveel geld wil ik hebben, dat ik . .. dat... dat ik... nooit meer een brood hoef te gappen ...
94