toch niet te nemen . .. om brood uit te delen ben ik hier.. . geef hier dat stuk brood, dan zal ik er boterhammen van snijden en er een lik boter op doen . . . Wacht, ik heb ook nog een lepeltje kwattastrooisel. .. dan eet je veel vlugger... En nou nog een bordje en een glas melk, ziezo . . . smakelijk eten". Jacob zat te schransen, alsof hij de geeuwhonger had. Toen hij eindelijk zei, dat hij genoeg had gegeten, stuurde moeder hem en mij de straat op om te gaan spelen.
's Avonds aan tafel vertelde ze wat er daarna was gebeurd.
„Een kind met zo'n honger," zei ze, „dat is geen armoe meer .. . dat is moord met voorbedachte rade ... daar moest ik het fijne van weten. Affijn, ik ben naar één hoog gegaan en heb tegen Duplikaatje gezegd: „Vertel eens, hebben jullie het zo armoedig, dat je kinderen bij de buren brood moeten gaan gappen? Misschien vraag ik iets wat me niet aangaat, maar dan moet je maar rekenen, dat ik vrijpostig ben". Nou die Duplikaatje . . . met zó'n lichaam... er is er weer eentje onderweg, heeft me toen verteld wat er gisteravond is gebeurd. Als je het in de krant leest, geloof je het niet. Ze zijn los, volkomen los . . . er is niets meer in huis, dat de lommerdbaas in de Lepelstraat de moeite van het aankijken waard vindt. Affijn, het was dan zo, dat Jonas, die stapelgekke zot, gisteravond tegen zijn kinderen heeft gezegd: ,wie straks zonder eten naar bed gaat en toch niet huilt, krijgt een cent van me . . als beloning; nou vraag ik je! De kinderen zijn zonder eten en zonder te huilen naar bed gegaan en Jonas heeft ze allemaal één cent gegeven — de laatste paar centen, die hij bezat. Maar vanochtend heeft Jonas gezegd: ,Als jullie me
84