De opdrachtgevers kwamen dan 's avonds in het achterkamertje van de kelder en vertelden aan meneer Maandag ״de gegevens". Hij luisterde. Aantekeningen maakte hij nooit; zijn geheugen was goed. En prompt op tijd werd de feestcantate bij de besteller afgeleverd. Vol met spelfouten, maar alle gegevens waren er in verwerkt. En het rijmsel kon nu en dan gezongen worden ook, op de bekende wijs van een of andere opera.
„We zijn hier allemaal bij elkaar Met kersausemangelen en chocola Vijgen en dalen (= dadels) U ziet ze wel, Want bergen en dalen ontmoeten elkander niet Maar vijgen en dalen wel. Jacob, de bruidegom, hij zit te zweten Want hij is benauwd, dat men gauw, zonder hij het
[merkt, zijn portie op zal eten. Wees maar niet bang, mijn Jacob Druif, Als 't eten op is, bestellen we nieuw bij Snuif.
En dat kon zo een half uur lang doorgaan; afgewisseld met refreinen en recitatieven. Totdat het slot kwam:
„Nu we aan het einde zijn Zing ik nog één keer mijn refrein Leef lang en gelukkig saam Kom altijd gezond in de kraam. Een wens wil ik U nog geven Een wens, ja voor heel Uw leven, Wij bidden en wij beven
Dat U de trouwdag van al Uw kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen mag beleven.
Het kwam nog al eens voor, dat een of andere opdracht-
49