mijn vader aan verstandsverbijstering leed. Tegen zo n man viel niet te redeneren. Maar het behoorde nu eenmaal bij onze schoenmaker, dat hij zich nooit op klanten kwaad maakte. Hij praatte hun niet naar de mond, maar hij weersprak hen nooit rechtuit. Hij boog mee, als een rietstengel, wanneer de storm erover heen raast. Rustig en bedaard ging hij vader dus uitleggen, dat de staatsloterij niet zo maar een gewone loterij is. Alles werd door de politie gecontroleerd, en burgerweeskinderen trokken de lootjes.
״Hoe komt U er toch bij, dat de naam van de winnaar
al bekend is?" vroeg hij ten laatste.
״Ik heb het gelezen," zei vader volmaakt ernstig.
״Gelezen? Wat hebt U dan gelezen?"
״De naam van de man, die de loterij trekt. Die naam
is al bekend", hield vader koppig vol.
„W aar hebt U dat dan gelezen?" riep meneer Maandag
vertwijfeld.
״Bij U in de werkplaats. U en niemand anders dan U, meneer Maandag, trekt de loterij. Er hangt voor Uw kelderraam een bordje, waarop te lezen staat: A.S. MAANDAG TREKT DE LOTERIJ." Wie dat niet geestig vindt, gun ik zijn particuliere zin voor humor. Meneer Maandag kon de grap best waarderen. Hij heeft deze kapitale voor-de-gek-houderij tenminste aan al zijn klanten verder verteld. Het viel hem nooit moeilijk te lachen, wanneer hij zelf onderwerp van de grap was. Veel toespelingen op zijn naam verzon hij zelf. Hij was een van die mensen, bij wie de oorspronkelijke humor vanzelf ontstaat. Maar het was bijna altijd spot met zich zelf en met zijn lot. Men hoort wel eens de vraag stellen: ״Waar komen toch de moppen vandaan? Iemand moet
38