konden we allemaal uit de zorg zijn," probeerde ze grootmoeder te overreden. Maar die zei: „Daar is het niet voor."
״Wat is waar niet voor?" vroeg de schoondochter cynisch en zo begon de ruzie. Grootmoeder had op elk verwijt maar één antwoord:
„Ik doe het niet, in der eeuwigheid niet." Daar bleef het bij.
Wanneer ze eenmaal op zo vastbesloten toon iets had geweigerd, wist iedereen in de familie, dat geen sterveling haar tot andere gedachten kon brengen. Ze was koppig en onverzettelijk. En ze had een zeer persoonlijke manier om duidelijk te maken, dat ze boos op iemand was.
Ze kon naar willekeur beschikken over wat ik een semi-zenuwtoeval zou willen noemen; ik weet, dat deze woorden wonderlijk klinken, maar ik zal proberen uit te leggen wat ik er mee bedoel.
Wanneer grootmoeder goed boos was, kon ze plotseling zeggen:
„Ik gooi me in de zenuwen."
... en dat deed ze dan ook werkelijk. Ze liet zich pardoes op de grond vallen en begon te gillen. Eerst volkomen verstandelijk, bewust en weloverwogen gillen. Maar na enkele seconden kregen die gillen als het ware een eigen beweegkracht. Ongeveer zo als wanneer iemand op een schommel klimt en zich eerst een paar zetjes geeft, en dan gaandeweg gaat de schommel vanzelf hoger, steeds hoger en hoger ... Zo ging het ook met zo'n opzettelijk-gemaakte zenuwtoeval. Het begon als comedie, maar het werd al spoedig een drama. Dan moesten er doeken in azijn en water gedrenkt worden en daarmee werden haar polsen en slapen gebet. Langzamerhand bedaarde het
20