echter, dat onze vuile zakdoeken een nuttiger middel tot karaktervorming zijn geweest. Hij zelf scheen bijzondere prijs te stellen op het bezit van een ongerepte, zuivere, schone witte zakdoek; daarom gebruikte hij de zijne nooit. Hij veegde zijn neus met de rechtermouw van zijn jasje. Door deze karakteristieke lichaamsbeweging had hij de bijnaam ,Snotje' verworven. Vermoedelijk heb ik op die school lezen en schrijven geleerd; ik weet althans zeker, dat ik die kunst machtig was, toen ik het turfhok met loffelijk ontslag verliet. En verder herinner ik mij van het onderwijs ook nog: de Hoornse Hop. Beslist zeker weet ik echter, dat we het leeuwendeel van onze tijd, onze energie en vindingrijkheid hebben besteed aan het uitdenken van geraffineerde middelen om Snotje een ernstige zenuwstoring te bezorgen. Er was één methode, die we ,zuigen' noemden: je sprak geen woord, je keek de meester alleen maar op een enigszins honende manier aan. De kunst was om dat kijken vol te houden, zonder met je oogleden te knipperen. Snotje probeerde eerst terug te kijken, maar hij verloor het ogen-duel altijd. Dan werd hij schichtig. Probeerde de andere kant uit te kijken. Maar dat hield hij natuurlijk nooit vol. Op het laatst werd hij razend; dan haalde hij voor een futiliteit zijn Spaans rietje te voorschijn. Het diepste geheim van het ,zuigen' bestond in het vermogen om hem niet de geringste gelegenheid te geven zijn nervositeit op een van ons te koelen. Dan scheen hij te barsten van opgekropte woede.
Maar veel werkzamer dan ,zuigen' was het gebruik van de luchtroosters in de buitenmuren; de roosters, die in elk klasselokaal uitmondden. Bij voorkomende gelegenheden wisten we jongens die op een andere
108