ook nog een Openbare Lagere School. Een nummerschooltje. School Tien.
Het schoolgebouw was vroeger turfloods geweest. De turven waren er nu uit, maar hun aroma was gebleven. De gemeente Amsterdam had beslist, dat de loods met geringe kosten tot een dragelijk schooltje kon worden omgetoverd. Die geringe kosten waren schoon opgebruikt voor enorme luchtroosters, die in de buitenmuur van elk lokaal waren aangebracht. Ze konden open en dicht geschoven worden. Vlak achter zo'n rooster stond de salamanderkachel. In de zomer stonk het naar muffe turf in alle lokalen; dan stonden de roosters dus open. In de winter werden alle kachels roodgloeiend gestookt; dan stonk het naar kinderen, kolendamp en muffe turf. De roosters bléven dus open. Het tochtte altijd in die school, zelfs op windstille dagen.
Die roosters speelden een grote rol in de onafgebroken reeks van oorlogsdaden tussen onderwijzer en leerlingen, die men onder de term ״onderwijs" pleegt samen te vatten. De klasse-meester was een man van de oude stempel. Bij tijd en wijle sprak hij ons vaderlijk toe: „Ik hoop, dat jullie nuttige leden wordt van de werkende stand."
Maar meestentijds liet hij er geen twijfel over bestaan, dat hij aan de vervulling van deze hoop geen geloof hechtte. Dan greep hij zijn Spaans rietje. Onder de jongens bestond een strikte erecode: wie tijdens zo'n aframmeling huilde, werd doodverklaard. Als ze getuchtigd werden, stopten ze een vuile zakdoek in de mond en beten daarop. Dan kon de grootste zwakkeling zijn tranen inhouden, werd beweerd. De meester was er van overtuigd, dat het zwiepende rietje in belangrijke mate tot onze opvoeding heeft bijgedragen. Ik weet
107