tegelijkertijd begroet met een doorreis-visum naar Amerika. De zesde is Peter Schlemihl anno 1933. Maar Chamisso kon in zijn tijd niet weten dat een tekort aan de brutaliteit der wanhoop een groter gemis is dan het ontbreken van een eigen schaduw. De onverbiddelijke boodschap: met het kerende vliegtuig terug naar Berlijn.
Straf is de hand van Den Haag.
Ik ben erbij als hij door twee potige jongens van de recherche naar het vliegtuig wordt geleid. Zo loopt een beest naar de slachter. Als de KLM-machine een paar honderd meter boven Schiphol is, gaat er iets mis met de motoren; het toestel stort neer1). Peter Schlemihl wordt zwaar gewond. Ik ben er ook bij als hij op de brancard wordt getild. Hij steunt onafgebroken: 'Jetzt brauch ich nicht mehr zurück.' Op de krant hoor ik dat ik een ontroerend stuk heb doorgetelefoneerd. Rotvak!
Heinz moet evenmin terug. Hij is immers nog steeds ziek. Een of andere ambtenaar, een goede Samaritaan, in Den Haag kost het geen moeite vrij snel elke belangstelling voor het dossier 'Kaufmann' te vergeten. Lieflijk is mijn gemoed.
Een andere relatie wordt mobiel. De verblijfsvergunning van Heinz Kaufmann arriveert, door de Minister hoogst eigenhandig getekend, met het grootzegel erop. Wat zo'n hoge excellen tie al geen offers brengt. De vreemdelingenpolitie in Amsterdam juicht niet eens in stilte als Kaufmann zich om de zoveel tijd komt melden.
Heinz Kaufmann gaat aan de slag, gewoon in zijn eigen oude vak. Zijn reputatie van industriële tovenaar is hem achterna gesneld. Hij is een bikkelharde zakenman met een neiging tot primitieve mystiek.
'Aan de Amstel ligt mijn geluk. Dat is mij voorspeld. Water! Geld!'
De 'Zilverreiger'.
89