'Klopt. Mag ik mijzelf aan U voorstellen in mijn ware gedaante: Mozes Tafelkruier van de Onbekende Gracht in Groot Mokum, dat is achter Carré. Maar ik reken op Uw discretie. Ik heb in jaren niet over die dingen gepraat.'
Hij trok de stop uit een overvol vat, waarin jarenlang een gistingsproces de spanning had opgevoerd. Mozes Tafelkruier van het Onbekende graggie in Mokum Ollef. Brutaal Joods jongetje, vastbesloten de hele wereld te veroveren. Na zijn diensttijd emigreerde hij naar Londen. Loopjongen. Kleermaker. Een winkel in delicatessen. Bontwerker. Alles mislukte. Hij dacht, dat het aan zijn naam lag. En aan zijn afkomst. Hij knoeide een naturalisatie voor elkaar; Mozes Tafelkruier uit Groot Mokum, veranderde in Terry Harman uit Noord-Ierland. Dat ging makkelijk. Nieuwe naam in nieuw paspoort. Nu hij toch zijn identiteit uittrok als een vuil hemd werd hij meteen Episcopalian, al deed hij niets aan de kerk: dat ging toch in één moeite door. 'Ik had mijn uiterlijk mee. Ik ben groot. Blond haar. Wie niet beter weet zou me voor een edel-Germaan houden.' Terry Harman emigreerde opnieuw. In Zuid-Afrika was hij van de ene job in de andere getold. Maar een rollende steen vergaart geen mos. Dat speelhol werd een mislukking omdat de klanten bekwamer vals speelden dan hijzelf.
'Die bar moest ik sluiten anders had ik er in plaats van winst een delirium tremens aan overgehouden.'
Daarna was hij in allerlei duistere affaires terecht gekomen. Tus-senmannetje bij een grote smokkelzaak. Opperhoofd in een troebele geschiedenis met een kustvaarder. Zijn naam werd weliswaar niet genoemd, maar insiders hadden hem gewaarschuwd. De politie hield hem in de gaten; ze hadden in Londen laten navragen, wat hij daar had uitgespookt. Hij zakte af naar de onderwereld. Een gedeclasseerde blanke in een wereld, scherp verdeeld tussen blank en zwart, is een outcast. ׳Het was of het ongeluk me achtervolgde. Alles wat ik aanpakte was pech, pech en nog eens pech.'
79