ze trouweloos verlaten om hem te volgen; overal had hij messen naar haar geworpen. In Japan, in China en in Australië. Toen merkte ze, dat hij het had aangelegd met een andere. Ze werd bang, dat zijn handen zouden gaan beven. Nu was ze met een Marokkaan getrouwd, jawohl, ze was mohammedaanse geworden. Het hotel was een goudmijn, maar het zwerven kon ze niet laten. Behalve het logement exploiteerde ze een hondencircus, dat in de Arabische wereld een goed-lonende vorm van vrijetijdsbesteding is.
'Mijn man en ik hebben een overeenkomst gesloten, het ene halfjaar trekt hij er met het circus op uit en pas ik op het hotel, het volgende halfjaar doen we het andersom.'
Ik herinner me, dat ik op de 'Noordam' een familie ontmoette, vader en moeder Bram en Vogeltje Appelboom uit de Nieuwe Kerkstraat in Mokum Ollef, met zes kleine Appelboompjes, die in grootte opliepen als de pijpen van een pierement; ze gingen Europa verlaten op weg naar de Joenaaitetsteets. Hun hut barstte van de koffers, dozen en pakken, en van de Amsterdamse gein. Beneden in het ruim stond de kostbaarste bagage, een stevige kist met honderd blikken tuinboontjes, extra fijn, de misjpoge1) had hen er tijdig van verwittigd, dat dit kostelijke eten in het Beloofde Land niet te koop was voor geen goud. Honderd blikjes, net genoeg voor twee jaar vrijdagavonden.
En ik herinner me, dat ik op een winterse avond urenlang had zitten griepen in de luie, broeierige stoelifanten van Hotel Nicolette, Minneapolis, Minnesota, toen ik onverhoeds door een aanval van energie werd getroffen - ik moest en zou de straat op, aanspraak hebben. Buiten was het zo snerpend koud, dat mijn oren opeens stukjes kroepoek werden. Grauwde een stem naast me: 'Got a dime for a meal, mister?' 'Ik heb zin om samen met jou ergens te eten.'
Familie.
62