Er komen jaarlijks duizenden mensen hier. Ook mensen, die aan Auschwitz zijn ontsnapt. Die staren naar de maquette. Met droge ogen. Hun dichtgeknepen keel zegt: 'Godverdomme . .. Godverdomme
In ons hotel dronken we gezapig een kopje thee. Met Sjakie Izaks en zijn vrouw. De naam is verzonnen, maar wat doet dat er toe? Sjakie en zijn vrouw hadden we in het hotel ontmoet. Hij komt uit Rotterdam. Twee gewone mensen, hij is iets in de handel, en zij is deskundige in de keuken, vooral als er oriëntaalse gerechten worden bereid. Want zij komt uit Turkije en spreekt Ladino, dat is het jiddisj van de Middellandse zee bij wijze van zeggen.
'Wat hebben jullie vanmiddag gedaan?'
We vertelden van Lochamee Hagetta'ot. Sjakie stond op. Ging weg. Zwijgend.
Sonja wenkte ons: 'Laat hem gaan.'
Sjakie heeft drie jaar in Auschwitz gezeten. Zijn broer hebben ze in het begin al doodgeknuppeld in de steengroeve van Mauthausen. Zijn moeder, ver in de tachtig, hebben ze uit de Joodse invalide op het Weesperplein gehaald. Vergast. Uiterlijk merk je aan Sjakie niets. Hij doet zijn zaken. Verdient lekker. Lust graag een bord humus en is verzot op lamsvlees op z'n Turks. Alleen .. . Alleen, hij heeft één manie. Elk boek, dat hier of in het buitenland verschijnt en dat over de concentratiekampen handelt, koopt hij. Hij heeft foto's: kasten vol. Overdag doet hij zijn zaken, en als je het niet weet, zegje: een man van dertien in een dozijn. Maar elke nacht om drie uur wordt Sjakie wakker. Alsof er in zijn hoofd een wekker afloopt. Hij staat op, gaat naar beneden. Haalt boeken en foto's uit kast. Kijkt. Met droge blinde ogen. Dan gaat hij weer naar boven en slaapt in. In zijn slaap wil hij dan weieens even huilen, maar niet altijd hoor, meestal slaapt hij gewoon en rustig verder.
5i