Er was een riool dat onder de muren doorliep. Er was gezegd, zo kon je in de vrijheid komen. Maar ze zijn allemaal gestikt.' Lichtjes, steeds nieuwe lichtjes. Waar licht is, is niet altijd vreugde. Doden, steeds meer doden. Een Babylonische toren van kadavers, reikend tot de hemel. Toen ze stierven, riepen ze in vele talen om hun moeder. Maar de hemel zweeg, de zon was neutraal en de wolken deden wat ze altijd hebben gedaan. Voorbij drijven!
In een andere zaal hebben de mensen van Lochamee Hagetta'ot een concentratiekamp nagebouwd. Hun kamp. Auschwitz. Je ziet weieens een foto in een krant; iemand heeft van lucifershoutjes een enorm bouwwerk nageknutseld. Het Paleis op de Dam bijvoorbeeld. Zij bouwden hun hellekamp na. Eentje is er mee begonnen. De anderen zijn hem toen te hulp gesneld. De een herinnerde zich dit, de ander wist nog dat precies. Nu staat in die grote zaal het enorme knutselwerk, voortbrengsel van een collectief geheugen, neen: het collectieve geheugen zelf. Als je je wijs- en middenvinger bij de ingang zet, kun je lijfelijk door het hele kamp wandelen, er komt een muisje aangelopen, dat is ongezien naar binnen geslopen. Je vingers zijn de voetjes van je hand, en door de hoofdingang kom je overal, door de straat der ellende, langs de avenue der wanhoop, naar de plek der vervloeking tot in het zevende geslacht. De gids vertelt. (Dat is immers zijn tsores). Toen ze samen het kamp nabouwden, hebben hun harten gebrand van verdriet, en hun kelen waren droog van de dorst naar gerechtigheid, die nooit gelaafd zal worden. En op de dag, dat hij voor het eerst zijn uitleg moest geven aan de eerste bezoekers van hun museum ... toen waren zijn bloedvaten door angst verkrampt. Maar dat was de eerste keer. Alles went. Nu dreunt hij zijn verhaaltje op. Later praat ik met hem in een stil hoekje van een andere zaal waar tekeningen hangen. In het kamp gemaakt. En stukken authentieke kampkleding.
50