de tanden hebben ze duizend ontberingen overwonnen, en tenslotte hebben ze allemaal gevochten in de opstand van het ghetto van Warschau. Nu bezitten ze Lochamee Hagetta'ot. Behalve grapefruits, sinaasappelen en hun vee, verzorgen ze een museum. Hun museum.
Een enorme maquette van het oude ghetto van Warschau, dat ik, toen het nog gaaf was, kende als de binnenkant van mijn broekzak, ik heb er in 1936 een tijdje gewoond en er een boekje over geschreven1). Ik meen elk huisje te herkennen. Elk krotje is compleet. Alle straten zijn er weer. De Krogmalna, de Elektoralna, de slopjes en steegjes, de huizen met hun binnenhof, waar altijd oude karren stonden en 's avonds de katten luidruchtig en de mensen verstolen de liefde bedreven. Een hele zaal vol met het opgezette lijk van een stad. De Krogmalna, de Elektoralna ... net als destijds, je kunt dwalen zoveel je wilt, maar daar kom je altijd weer terecht.
Een mannetje zegt, dat hij de gids is: 'Gewalt... dat is mijn tso-res. )
Met grote kennis van zaken en een enorm schakelbord legt hij uit hoe alles in zijn werk is gegaan, destijds toen de tijd groter was dan de mensen. 'De eerste aanval kwam hier .. .'
Er floept een lichtje aan in huisjes, die niet meer bestaan. 'Na vier dagen waren in deze wijk alle mensen dood ... Lichtje uit. Ander lichtje aan. Lange aanwijsstok dwaalt door de straatjes van de maquette. 'Hier in dit kleine huis was het hoofdkwartier. Onder de grond natuurlijk. Was toen geheim, kan nu wel verteld worden.'
Niemand lacht. 'En toen schoten de moffen van buiten af met kanonnen op deze huizen.' Lichtjes. De aanwijsstok volgt zijn eigen weg. 'En door dat huis probeerden mensen te ontsnappen.
'Joden in Nood' (1936) Arbeiderspers, Amsterdam. 2) zorg.
49