gespietst. De tweede loopt weg. Het lukt hem aan zijn vijanden te ontkomen. Keert hij terug tot de boom, waar zijn vriend nog aan de boom geprikt zit. Vraagt hij: doet het pijn? Zegt zijn vriend: Nee, alleen als ik lach.'
De Israëliër commentarieert: 'Moppen uit de verstrooiing halen ons Joden altijd omlaag, een Israëlische soldaat lóópt niet weg.' Nou en diezelfde Israëliër was in ons gezelschap, toen we bij onze kennissen in Naharia speculaasjes aten en in onze herinnering door Mokum dwaalden, waarvan een afgunstige koldert: mensen, die niet meer bestonden in een buurt, die lang geleden had bestaan.
Zei die Israëliër toen we weggingen: 'Je moet op de terugweg aangaan bij Lochamee Hagetta'ot. Daar hebben ze andere herinneringen dan taartjes van Snatager.'
Achteraf begonnen we te vermoeden, dat hij ons eigenlijk een standje gaf, maar hij had een ander gevoel voor een ander soort vinnigheden.
De naam betekent: Strijders van het ghetto. Kibboets. Tienduizenden grapefruits en een millioen sinaasappelen. Een optocht van lieve koetjes en honneponnige kwijl-kalfjes, die achter een spijlenhek staan en hun tere kopjes naar voren duwen. Maar de voerbak is leeg. Goede zuigelingenzorg en verstandig boerschap voedt kinderen en beesten op vaste tijden. De mensen in de kibboets - ze komen uit Polen en Litouwen, ze spreken oost-jiddisj met veel keren 'azoi' en 'geween'. Stuk voor stuk hebben ze met de wapens in de hand tegen de Nazi's gevochten. In hun eigen Joodse partisanenbenden, want de goeden niet te na gesproken, de Poolse Partisanen-troepen waren geen broedplaats van irenische oecumene. De opgeschoten jongens en meiden hebben toen ze nog klein waren, geholpen bij de wapentransporten. Ze hebben uit lijfsbehoud zo goed leren liegen, dat ze, toen de vrede uitbrak, helemaal van voor af aan onderricht in de doodgewone kunst van waarheidspreken moesten krijgen. Met het mes tussen
48