zo precies. Burgemeester worden van de imaginaire stad Eilath was een veel dolzinniger onderneming. Over land was er een vrijwel onbruikbare weg, meer karrespoor dan berijdbare baan. Elke steen voor de nieuwe stad moest door de lucht worden aangevoerd, elke zak cement, elk raamkozijn. Voedsel was er niet in Eilath, geen drinkbaar water en geen melk. De volwassenen zetten zichzelf op een karig rantsoen. De kinderen dronken voldoende water en melk, elke druppel werd per vliegtuig aangevoerd. Zo groeide een hotel, een paar huizen, een ziekenhuisje, een schooltje. Tegenwoordig is Eilath een havenstad van redelijke omvang. Met alles wat erbij hoort. Ik herinner me, toen ik de eerste keer kwam waren ze juist bezig de eerste olietanks te bouwen; de buizen voor de pijpleiding moesten toen nog geperst worden.
Misschien vindt men nog eens dat geheimzinnige land Ophir, waar het goud vandaan kwam... maar, (dat was in 1956) ik voelde een onstuitbaar verlangen om de kopermijnen van koning Salomo te zien. Ik denk, dat het was, omdat ik 'Ridder Haggard' heb gelezen, en ik heb er, meen ik, ook eens een film over gezien. Hoe het ook zij, toen ik, diep in de woestijn voor die hoge zwarte en donkerbruine rotsen stond, had ik een zo sterk gevoel van 'déja vu' als ik nooit elders in de wereld heb gevoeld. Het kleurenpalet van de woestijn daar is breder dan ik had durven vermoeden. Alle waarden in zwart en bruin tot vederlichte tinten in groen en paars. Ik vind die tinten terug in het palet van Chagall, niet in zijn beroemde ramen, waarin de meeste kleuren zwaar zijn, maar in zijn aquarellen. Als ik het talent had en ik moest de Negev bij de mijnen van Salomo schilderen zou ik waterverf kiezen, weinig verf en veel water. Nu kwamen we eindelijk wéér in Eilath. Twaalf jaar later. Iemand zei: 'Ik kan ervoor zorgen, datje 's avonds naar de mijnen van Salomo gaat. De kleuren ken je al. Nu zal ik je wat anders laten zien.'
42