dam sjouwden we vroeger als kind in de Poeriemtijd onze omes en tantes af. Met ons 'Poeriemdoosje'. Koperen centen inzamelen, mijn tante Bloemie gaf mij altijd een halve stuiver. In Israël is het Poeriem het feest van de kinderen gebleven. Zij verkleden zich. Niet de volwassenen. Het is de trots van elk paar ouders, dat hun kroost het mooiste, het origineelste maskeradepakje aan heeft.
Tel Aviv telt vierhonderdduizend inwoners; om de Poeriem-optocht te zien, hadden zich langs de weg achthonderdduizend mensen opgesteld in rijen van tien dik. Ze zaten in de bomen, op de daken, ze klommen in de lantaarns. Iedereen wilde vooraan staan en liet dat merken ook. De toeristen verschoten een vermogen aan films en dia's. Een uur voordat de stoet zou vertrekken hep de situatie in de hele stad de politie volkomen uit de hand. De jongens van het leger, de marine en de luchtmacht drongen net zo lang op, totdat zij overal vooraan stonden. Maar ze tilden de kleine kinderen op hun sterke brede schouders. Wie kan dan kwaad blijven?
In de keuze van de maskerade-kleding herkent men de ouders. Er waren tienduizend of honderdduizend jongentjes, allemaal in een klein uniformpje van het leger en allemaal met een zwart lapje voor het ene oogje. Het was een gag, zoals ze in Hollywood nooit zullen bedenken. Bomen van soldaten en op elke schouder zat generaal Mosjeh Dajan-in-het-klein. En elke Mosjeh Dajan schoof 't zwarte lapje opzij om beter te kunnen kijken.
Ook als de viering van Poeriem de bevolking van Tel Aviv niet verdubbelt, zitten de terrasjes voor de café's druk bezet. Op alle terrasjes wordt Israël geregeerd. Ben Goerion heeft eens geklaagd: 'Als ik in dit land een kabinet moet vormen, heb ik te maken met twee miljoen formateurs.' Mozes had zorg genoeg met slechts twaalf stammen, hij kon ze bij tijd en wijle niet aan. Nu is elke Israëliër een stam op zichzelf. Het is een tot op de draad versleten mopje, dat op het gebouw van de Generale Staf een
33