leven heeft iedereen me tante Breinie genoemd. Mijn man zaliger zei altijd: tante Breinie, zoals jij koffie zet. .. dat kan niemand je nadoen. Nou wordt de jongste van mijn oudste dochter, ze heet Saartje, naar de moeder van mijn man olewesjólem1).. . waar had ik het ook weer over? O ja, nou wordt kleine Jikkie gauw Bar-mitzwah, toen heb ik gezegd: Breinie, zeg ik, nou moet je jezelf eens trakteren, jij gaat naar de kinderen toe om Jikkie-van-Saartje zijn parsje1) te horen lajenen. Een goed huwelijk hoor, Dennie, dat is haar man, is een ouwerwetse rechtschapen kostwinner. Gein, toen ze nog verloofd waren. Zaten ze op de canapé naast elkaar altijd zo'n beetje te vrijen. Gewoon. Zeg ik een keer: Wat mankeert jullie. Broeien jullie mazelen? Zegt mijn Saartje: Mazelen broeien? Wij? Hoe bedoelt U dat? Zeg ik: Nou, omdat jullie zo hangerig bent. We hebben wat afgelachen met dat stel. Wat ik zeggen wou, niet dat ik wil roddelen, ziet U daarginder in die hoek die lange man en die blonde vrouw, nee niet kijken, draait U zich kloumisj3) toevallig om, die twee bedoel ik . . . nou, die twee hebben straks zo met elkaar zitten vrijen, ik denk: Breinie, wat ik je sjmoes, die zijn vast niet met elkaar getrouwd.'
Voordat de deuren opengaan zijn familiebanden uitgeplozen tot op het derde of vierde voorgeslacht en in de zevende graad. Zei een passagier eens tegen me: 'Die mensen zijn zeker allemaal familie van elkaar.'
Zo op het oog hadden zijn voorouders geen veertig jaar in de woestijn gezworven. 'Als we het goed gaan uitzoeken, zijn we allemaal familie, ik bedoel via Adam en Eva. U ook. Gaat U als toerist naar Israël?'
'Toerist. Mag ik mij even voorstellen? Ik ben dominee Pontier
x) zaliger gedachtenis.
2) Voorlezing behorende tot de Kerkelijke meerderjarigheid (13 jaar). s) kwansuis.
27