vermoorden stond keurig geregistreerd: Roza Wallagh, ongetrouwd, geboren toen en toen, overleden in het kamp Sobibor op die en die datum.
Maar... de echte, de werkelijk ongetrouwde Roza Wallagh leefde nog. De onloochenbare getuige. Dat was de opzettelijke naamsverwisseling.
Het klonk als een roman, toen ik de minister van Justitie (mr. L. A. Donker) het verhaal voorlegde, met de verklaring van het Rode Kruis en de verklaringen van de politieman. De stukken liggen op het Departement. Omdat er kennelijk een opzettelijke verwarring was gesticht, kostte het toen niet meer zo veel moeite olficiëel te laten vaststellen, dat Roza Wallag-Wertheim inderdaad was overleden.
Nathan hértrouwde, eindelijk ... te mijner ere op mijn verjaardag: 9 september. Soms is er geen verschil tussen een sprookje en de werkelijkheid.
Voordat ik, in 1936, een journalistieke speurtocht ondernam in Oost-Europa, ging ik raad halen bij Mortje in de Manegestraat in Amsterdam. Mordechai Majefskofski met vrouw en vijf kinderen. Alle zeven werden door de Nazi's gegrepen. Toen ik wéér van hem hoorde, was de bevrijding al drie jaar oud. Hij woonde in Antwerpen. De Provinciestraat en omliggende straatjes achter de Midden Statie zijn een voortzetting van wat vroeger het ghetto van Warschau was. 'Noe Mortje, was machtda jied?'
Hijzelf had het concentratiekamp overleefd. Een wonder. Niet goed was het gegaan met zijn vrouw en vijf kinderen. Allemaal verdwenen in de gaskamers. 'Nou is Mortje aangeland waar hij is begonnen. Ik ben weer vrijgezel.'
Op een kastje stond een portretje: zijn vrouw en de vijf kinderen. Op een keer vertelde hij me, dat hij trouwplannen had. Een vriend van hem, evenals hij aan de hel van de Duitsers ontkomen en ook weduwnaar, had kennis gemaakt met een Belgisch Joods
15