Joden in nood!

LAND VAN HONGER

n Karpathenland heerscht rust; het is de Zaterdag van de Joodsche Paaschweek. Het stadhuis van Mukacevo is ge־ sloten en de ambtenaren hebben vrijaf. De burgemeester zit achter een groot glas Hongaarschen wijn en speelt domino met de burgers; wanneer meer dan de helft der be־ volking zijn feestdag viert, behoeft ook de gemeentelijke administratieve machine niet te werken.

Langs het koffiehuis van het hotel ״Cillac" drentelen drommen lediggangers. Zij loopen een paar honderd meter straat, kuieren op het paadje door het plantsoen en komen aan den overkant weer terug. Om de zooveel minuten kijken dezelfde meisjesoogen in de spiegelruiten van „Cillac" of het hoedje nog parmantig op de donkere haren staat.

De mannen transpireeren in hun Sabbathkleedij: lange zwarte kaftans en op het hoofd een soort duivenplat van vossenbont. Hier in het dal is het warm; de bergen sluiten alle gure winden buiten. Maar de toppen der Karpathen in de verte zijn wit van sneeuw; met een verrekijker zie je er zwarte puntjes op heen en weer bewegen. Dat zijn de ski־ loopers.

De jeugd heeft hoed en jas thuisgelaten. Zij zit in het koffiehuis en eet sinaasappelen, die zij wel zal betalen als de Sabbath geëindigd is.

Over Karpathenland ligt een vredige stemming.

De auto raast ongehinderd over den breeden weg van Mukacevo naar Sval'ava.

In het gras liggen, lomp en lui, de ossen; de karren staan voor de schuurdeuren.

Van Sval'ava kronkelt de weg naar Holubine en nu moet de motor dieper grommen. De weg stijgt voortdurend. Hoog op de toppen staan somber en dreigend de dennebosschen. Hier en daar houten kruisjes: op deze toppen vonden in 1916 meer dan honderd veertig duizend Russen den dood.

70