muren aangevreten. Nu, in de lente, is het hier nog ijzig koud. Er ligt sneeuw en 's nachts vriest het, dat het kraakt.
״Waarom repareeren die lui hun hut niet? Het hout ligt hier immers voor het oprapen?"
״Het zijn Ruthenen, meneer!"
De helft van dit land is overdekt met bosschen. Het hout is de eenige bron van inkomsten. De geheele houthandel en het kleine beetje houtindustrie dat er is, wordt gedreven door Joden. De Ruthenen zijn te gedegenereerd voor den primitiefsten arbeid, die eenig overleg eischt.
De Joden hebben zich vrij weten te houden van syphilis. Cultureel staan zij een treedje boven de Ruthenen.
De bergjoden van Karphatenland zijn oer־sterke kerels. Hier ontmoet ik Joden, die vol trotsch hun biceps toonen. Hier zijn het Joden, die op de beren en wolven jagen. Joden, die smederijen bezitten en houtvlotters zijn.
De stammen worden hoog in het gebergte gekapt. Langs houten goten gleden zij omlaag, naar de smalle stroompjes, die ten slotte allen uitmonden in den Thys. De breede en sterke Thys voerde het hout naar Hongarije, waar het verder verwerkt werd.
Er wonen in Karpathenland ongeveer honderdduizend Joden. Zes en twintig procent daarvan moet door handen־ arbeid brood vinden in de houtindustrie, een en twintig door handel in hout. De rest moet van de opbrengst der gevelde boomen leven.
De Ruthenen hebben met hout vrijwel niets te maken!
Voor den oorlog werkten zij twee maanden per jaar als daglooner in de Hongaarsche laagvlakten; de andere tien maanden kochten zij van het verdiende geld spiritus, haring en tabak!
Dat is het cadeautje, dat het volk van Masaryk van de Entente ontving.
59