zegt Warschau: De regeering heeft in dezen tijd haar eigen zorgen."
De regeering heeft haar eigen zorgen! Natuurlijk heeft zij die! En gering zijn zij zeker niet. Zij moet zien aan geld te komen, aan goedkoop geld liefst. Van buiten gaat moeilijk, dus moet het van het volk komen. Alles wordt belast, de steden meer dan het platteland en omdat de Joden voornamelijk stadsbewoners zijn, treft ook deze regeeringszorg hun met volle lieflijkheid.
Er is belasting op alles in Polen, op sinaasappelen, op hotelrekeningen, waarop niet? De bevolking betaalt noode en met zeer, zeer groote moeite. Maar één lichtpunt is er: een deel van het belastinggeld komt aan de bevolking terug in den vorm van ambtenarensalarissen, loonen van rijks־־ provinciale en gemeentewerklieden. Zoo is dus niet alles zwart־in־zwart voor de belastingbetalers, behalve al weer — ik wilde, dat ik variatie kon brengen in de opsom־ ming — voor de Joden. Het aantal Joodsche ambtenaren is immers te tellen! De „Nasz Przeglad" een Joodsche krant in Warschau had dit jaar een Aprilmop: bij de gemeente־־ tram in Warschau had men twee Joodsche conducteurs aangenomen. Dat teekent den toestand.
Gelijkberechtigdheid voor Joden en Christenen bestaat in Polen slechts in één opzicht. Dat ideaal der rassenver־ broedering heet: prosectorium. Het is de gelijkheid van de snijkamer! Tot voor eenige jaren studeerde men aan de Poolsche universiteiten anatomie op cadavers van gevonden zwervers, verdronkenen en andere ongelukkigen. Lijken van Christe־ nen, lijken van Joden soms, wanneer niet familie of anderen uit motieven die voor religieuze Joden zwaar wegen, ter־־ aardebestelling op een Joodsch kerkhof verlangden. Er is om deze lijken gevochten! Als de Joodsche studenten anatomie studeeren wilden, moesten zij dat maar doen op
13