'Maar ik genees hier nooit. Integendeel, er wordt hier maar raak geknoeid en bij mij wordt het erger dan ooit'. Ik scheen bij die verpleger met deze woorden een barrière te hebben verbroken. Duidelijk geïnteresseerd ging hij omzichtige vragen stellen. Wat gebeurde hier dan en wat wond mij zo op? Werd het bij mij werkelijk erger in plaats van minder? Trouwhartig gaf ik antwoord op vragen, die hij niet eens had gesteld. Ik raakte onder de ban van mijn eigen woorden en ik vertelde alles.
De volgende dag moest ik bij dokter Koekierol komen. Op zijn bureau lag een groot rapport. Van de verpleger. Die had alles netjes overgebriefd. Koekierol triomfeerde, ik zag het duidelijk.
'Ja jongeman, dat is nu eenmaal de plicht van een verpleger. Als er hier in het gesticht zulke dingen gebeuren, dienen we dat te weten'. 'Het is vuil verraad'.
'Noem het maar hoe je wilt. In elk geval zullen we aan dat gerotzooi hier paal en perk stellen. Jij gaat om te beginnen veertien dagen de cel in'.
De ontgoocheling en de woede maakten me tot een wild beest. Ik wilde de dokter te lijf. Maar verplegers schoten toe. Ze hielden me vast, vier, vijf man hingen aan me. Ik vocht als een wild beest. Ik schreeuwde en gilde van wanhoop. 'Spuitje...'
Een verpleger haalde de injectiespuit. Ik sloeg hem de ampul uit de handen. Er kwamen meer verplegers bij. Ze probeerden mij op mijn rug op het bureau te drukken. Maar het lukte niet. De kamer was een ruïne. Stoelen kraakten. Ik smeet een bureaulamp door het venster, de scherven vielen rinkelend op de grond. Hoeveel verplegers tenslotte op mij zaten, weet ik niet. Ik lag op het bureau met de armen uitgespreid, als een gekruisigde. Schuim stond op mijn mond. Ik had maar één gedachte, hen aan stukken snijden, de dokter, de ver
95