naam zien en verwonderd rondkijken. Niets zou hij zeggen, maar ik wist dat hij zou denken: Tjonge, is dat van die knul, nou die kan wat zèg, dat had ik nooit achter hem gezocht. Ik maakte van koper het hoofdgebouw, een beetje in de suikerbakkersstijl, met een vier volts lichtje achter de met zijdepapier beplakte ramen, de enorme berkeboom met de drie stammetjes, die voor het huis stond stileerde ik. Het was een zwaar karwei, dat veel tijd in beslag nam. Ik had vrijstelling gekregen van het buitenwerk, totdat mijn koperwerk klaar was. Het werd werkelijk het middelpunt en het pronkstuk van de fancy fair. De directeur kocht het. Hij zou het een plaats geven in zijn eigen huiskamer.
Tezamen met de fancy fair zouden de verpleegden 's-avonds een toneelstuk opvoeren. Een van de verplegers bezat een paar manuscripten, de rollen waren al uitgeschreven, want die stukken waren vroeger al meermalen opgevoerd. Er kwamen twee meisjesrollen in voor. De verpleger-regisseur zocht zorgvuldig de jongens uit, die in travesti op de planken mochten komen. De keuze scheen een heel probleem te zijn. Voordat de vrouwenrollen waren verdeeld, werd er tussen de directeur, de dokters en de verplegers breedvoerig vergaderd. We hoorden er weliswaar niet het fijne van, maar in een gesticht bestaan nu eenmaal geen geheimen. Ik kon aan het toneelspel niet meedoen, omdat ik het veel te druk had met mijn koperwerk.
De toneelvoorstelling was werkelijk een hoogtepunt. Voor iedereen. Wekenlang hadden de verpleegden over niets anders gesproken. Ze leefden er echt naar toe. Het gaf ons het gevoel: we hebben toch wel een stukje toekomst. De opvoering was de ontlading van die wekenlange opgehoopte spanning. Ik zat op de vijfde rij, een beetje aan de kant. Op de voorste twee rijen zaten een paar dokters. Dokter Koekierol was er ook bij. De oudgedienden onder de verpleegden wisten haarfijn te vertellen, dat die dokters daar niet voor hun
90