'Komt er in je familie krankzinnigheid voor?' 'Nee dokter. En hoe is het in uw familie?' Ik weet niet welk angstig bewaard familiegeheim ik door dat antwoord uit de kast heb gehaald, maar nu was de beurt aan hèm om onzeker te doen. Hij keek me schichtig aan. Toen kreeg hij een vuurrood hoofd. Van dat ogenblik af, had ik het bij hem verkorven. Ik lachte hem in zijn gezicht uit. Hij zei:
'Ik hoef me niet door elk misdadigerstype te laten beledigen'. Ik bleef ijzig bedaard. Sarrend met de ogen, maar zwijgend. Kalm zei hij, dat ik kon vertrekken, maar ik voelde het alsof hij me met een zweep er uit had geranseld. In de koperslagerij kon ik aanvankelijk moeilijk op gang komen. Ik prutste wat, de chef vond mijn werk aardig, maar mij bevredigde het niet. Als ik vroeger thuis een plaatje koper betastte, zag ik tegelijkertijd het voorwerp, dat er van te maken was. Toen ging het werken gemakkelijk. Maar nu werkte ik als het ware andersom. Eerst dacht ik, ik ga een beker maken en dan plette en draaide ik het koper in de vorm van een beker. Het werden dingen zonder ziel. Ze schonken geen enkele voldoening, ik voelde de leegte, maar het kon me niets schelen.
Mijn onrust veranderde echter in werkdrift, toen me gevraagd werd koperen prijzen te maken voor een fancy fair, die de verpleegden zouden organiseren. Samen met de verplegers weliswaar, maar er werd zo veel aan ons initiatief overgelaten, dat het ons geen moeite kostte te fantaseren: het is een feest helemaal alleen van ons.
Mijn eerzucht werd geprikkeld. Nu zou ik het hele gesticht eens laten zien dat ik geen waardeloze snert-vent was. Op de fancy fair zouden mijn produkten door iedereen worden bezichtigd. Er zou een kaartje bij liggen (dat was me beloofd) 'vervaardigd door.. .' en dan mijn naam, die iedereen zou lezen. Dokter Koekierol zou er langs lopen. Hij zou mijn
89