De benzinetank zal ontploffen. Het is een kwestie van seconden, die beslissen over dood of leven Ik spring met een enorme vaart over het hek, waad door de sloot. Juist op tijd ben ik bij het brandend wrak. Ik ruk de portieren open, haal de mensen eruit. Even later ontploft de benzine. Maar iedereen is gered. Het staat in alle kranten. Er komt een aktie in Nederland, mag een zo moedige jongen zijn hele leven in een gesticht opgesloten blijven? Iedereen bemoeit zich er mee, de Koningin, iedereen. Volkomen gerehabiliteerd keer ik terug in ons dorp. Mijn vader — zelfs hij! — komt me tegemoet. Feest. Welkom thuis.
In éen opzicht waren 'Oudenhof' en 'Smaalderland' aan elkaar gelijk. In beide inrichtingen kenden de dokters eigenlijk maar éen manier om ons te genezen: ze lieten je werken totdat je er bij neerviel. Als je hard werkt en je komt doodmoe thuis, denk je de eerste vierentwintig uur niet aan sex. Van die veronderstelling weken ze nooit af. Ook niet toen ze mij verlof gaven met mijn eigen gereedschap in de koperslagerij te werken. Er waren meer verpleegden, die evenals ik op eigen houtje mochten knutselen. Maar drie dagen in de week (eigenlijk om de andere dag, de zondag er buiten gelaten) moesten we ons liefste werk laten staan. Dan gingen we met een ploeg verpleegden naar buiten. Ik was ingedeeld bij de ploeg Pelle. Ik heb nooit tegen dat ploeteren in de open lucht gesputterd. Integendeel. Ik was jong en sterk. Werken is voor mij een vorm van ontlading. Met onze ploeg werkten we als mollen in een stuk grond vlak bij een veen-plas. De grond moest verder worden afgegraven en een vijfhonderd meter verderop worden gestort. Het moest een soort speelplaats worden, als ik het goed heb begrepen. Het werk was half mechanisch. We groeven en spitten met de schop. Maar eerst hadden we smalle rails gelegd. Daarover liepen kleine kipkarretjes, van de afgraving naar de stortplaats. We duwden ze met onze sterke schouders tegen de
87