II
'EDELACHTBARE heren van de rechtbank, de onderzochte is een psychopaat'. Die onderzochte ben ik.
Het staat voor altijd te boek. Kijk maar in de archieven van de Amsterdamse Rechtbank. Vak: 1936. Vonnis getekend door meester Kist.
De dokter vermoedde het al, toen ik nog geen zes jaar was. 'Mevrouw, laat dat kind nooit met poppen spelen. Geef hem vooral een mannelijke opvoeding. Maak een vent van 'm!' Mijn ouders hadden me beslist niet zo besteld, maar ze konden me niet ruilen.
Hoe ik bij de Burgerlijke Stand sta ingeschreven, gaat u niets aan. Ik heb dikwijls geprobeerd mijn officiële naam te vergeten. Dat begon toen ik een jaar of tien was. Ik las een boek uit de bibliotheek van de klas. Er kwam een jongen in voor: Folkert Folkertsma, ik zie de plaatjes voor me. Hij had ronde afhangende schouders en een blonde kuif. De tekenaar had hem wel tien keer zien staan aan de kant van een rivier. Folkert zwom veel. Hij had een fluweel-zachte borst, en zijn jongensbillen waren rond en stevig. Ik droomde van hem. Ik heb zoveel aan hem gedacht, dat ik zelf steeds minder ging bestaan. Ik ben vervaagd tot een stadhuispapiertje met een naam er op, die me niet onbekend voorkomt. Maar Folkert Folkertsma leeft, ik ben het zelf. Dat Folkertsma duidt op een Friese afkomst. Iets om trots op te zijn. Friezen zijn flinke mensen, dat is algemeen bekend.
Het wordt tijd, dat ik mijn verhaal wat minder chaotisch vertel. Eerst dus het begin.
Ik sta nergens ingeschreven als Folkert Folkertsma, en we komen helemaal niet uit Friesland. Mijn overgrootvader, van
7