ja dokter!
'Als je uit de isoleer bent, moet je maar eens een hele dag bij me komen. Eens kijken of er niet een of andere manier is om jou te helpen'.
'Graag dokter. Ik wou zo graag gewoon leven, rustig net zoals iedereen'.
Ik zei het zelfverzekerd, maar ik geloofde mezelf niet. Na drie dagen mocht ik 'op zaal'. De dokter en de onbekenden, die mij door het kijkgaatje hadden beloerd, waren tot de conclusie gekomen: hij eet met een vork en een mes, hij probeert niemand de hand af te bijten en hij slaapt droog. Voorlopig ging ik naar het Achtergesticht. Tussen Voor- en Achtergesticht, lag een grote speelweide, met een voetbalveld en terreintjes voor atletiek. Rondom die velden hadden ze lage oppertj es van gras gemaakt, daar konden de patiënten op zitten. Kijken of kletsen. Altijd met verplegers er bij. In de verte zag je wat bosjes. Schuurtjes en opslagplaatsen waren niet her en der over de terreinen verspreid, maar op een kluitje tegen de achterkant van het Voorgesticht geplakt. Het Voorgesticht was zoiets als de hoogste klas van de verpleging. Als je in het Achtergesticht lange tijd geen reden tot klachten had gegeven, ging je over naar de voorkant. Je had er wat meer vrijheden (niet veel, voor het overige), door de vensters aan de achterkant zag je inderdaad de zee, bewaker Holman had gelijk, en door de ramen voor kon je de weg zien met het verkeer erop en de mensen.
Wij, in het Achtergesticht zagen door de ramen aan de voorkant het huis van de direkteur, hij woonde er met zijn vrouw en zijn zoontje, een jongen van een jaar of elf. De eerste ochtend dat ik in het Achtergesticht was geplaatst, liepen de verpleegden te hoop bij de vensters, die op het huis van de direkteur uitzagen. Het was voor negenen. 'Daar gaat ie'.
60