Folkertsma moest ik me staande houden. Mijn wantrouwen groeide. Ik liet me niet uithoren. Tegen Holman deed ik stoer. Zodra ik echter weer alleen in mijn lucifersdoosje op mijn bed lag, griende ik van wanhoop. In de vrijheid was mijn geslachtelijk leven de laatste jaren zeer stormachtig geweest. Ik was een sterke, oer-gezonde knaap van een en twintig jaar. Mijn lichaam trok zich van de voorlopige hechtenis niets aan. Het stelde zijn eisen, steeds luider. In de eenzaamheid van A. 214 gaf ik toe. Soms zes maal per dag. 'Je ziet er bedonderd uit', zei bewaker Holman op een avond tegen me.
'Ja'•
Ik deed onverschillig. Hij was de enige mens, die zich om mij bekommerde.
'Zit je zo in de rats voor het proces?' 'Nee, dat is het niet'. 'Wat dan wel?' 'Och, niets'.
'Weet je. .. ik maak me erg ongerust over je'. Toen brak mijn weerstand. Eerst kwamen een paar tranen. Maar toen braken alle emoties door de dijken. Ik vertelde hem alles. Alles.
'Zes keer per dag.. . geen wonder, dat je er bedonderd
uitziet. Daar kan geen stier tegen'.
Toen ik eindelijk uitgehuild was, vroeg hij:
'Zal ik het de direkteur vertellen? Of wil je het liever zelf
rapporteren... ik geloof, dat je het hem beter zelf kunt
vertellen'.
Een paar dagen later kreeg ik bezoek van een dokter, de psychiater. Hij moest het hele verhaal nog eens horen. Ik moet zeggen, ook hij was erg aardig voor me. Hij beloofde me, dat hij zou aandringen op een snelle afhandeling van mijn zaak. Middelerwijl werd ik naar beneden verplaatst, in de cellen waar een klein drukpers je stond, dat met de voet
54