moest zeggen. De politie vertellen, dat hij een affaire met mij had.. . dat kon hij niet, hij zou zelf in moeilijkheden komen en dat was het laatste wat hij wenste. Van mijn fotografische activiteiten had ik hem nooit iets verteld, maar daar kon hij door een toeval achter zijn gekomen. Er waren andere dingen, die mij verontrustten. Als ik 's-avonds een eindje ging fietsen, hielden vreemde mannen mij staande. . . vreemd voor ons dorp, waar iedereen iedereen kende. Ze spraken me aan alsof we al jaren de intiemste vrienden waren. Ze draaiden er niet om heen. Ze wisten wat ik was. Een tule! Ze wilden van me profiteren. Sommige van die schuwe nichten hoonde ik met hun nood. Anderen echter, die ik aardig vond, blafte ik niet weg. Ze waren minstens zo royaal als de Jonker. Op een avond werd ik door een nogal onheilspellend type aangesproken. Hij wilde geld van me. Van mij! Geld! En ik moest heel gauw met de duiten afkomen, anders zou hij bij de politie eens een boekje opendoen. Hij wist precies wat voor streken ik uithaalde. Midden op de hei heb ik hem toen een pak slaag gegeven, dat hij zich zijn hele leven zal herinneren. Maar toen ik hem bloedend en kreunend achterliet, voelde ik me geen overwinnaar. Eén vraag intrigeerde me: hoe kenden die mensen mij? Toen ik geen antwoord kon vinden, dacht ik: aanpappen met een van die kerels. Eén leek me geschikt. We sloten vriendschap. Langzamerhand dorst ik de brandende vraag stellen. Eerst probeerde hij me zand in de ogen te strooien. Eindelijk echter kwam het hoge woord er uit. 'De Jonker'.
Al die schuwe kerels hoorden tot een gezelschap of een soort vereniging van grote lui. De Jonker was er ook bij. Die had op een avond (hij zal wel dronken geweest zijn) zitten opscheppen.
De stukjes van de legpuzzel vielen vanzelf op hun plaats. Ik was woedend. Ik wierp de Jonker meer voor de voeten
49