Jonker en mij ontstond een 'affaire'. Hij bracht veel dingen onder woorden, die ik mijn hele leven had gevoeld, maar nooit exact had geweten. Dat schilderij van mij, naakt op de ronde bank voor het flakkerende houtvuur, is nooit gemaakt. De Jonker is er wel aan begonnen. Op een avond stond een schildersezel gereed, en op een tafeltje lag een palet en tubes verf, onaangebroken. Ik moest eerst in bad. Persoonlijk zag hij er op toe, dat er geen vuil plekje bij me achterbleef. Maar verder dan een paar onhandige lijnen op een stuk linnen heeft Jonker Rembrandt van Rhijn het niet gebracht. Hij kon helemaal niet schilderen. De doeken, die hij me de eerste avond had getoond, waren door anderen vervaardigd. Maar zo was hij nu eenmaal, altijd zijn zin doordrijven, met mooie woorden, met veel geld, of door middel van woedeaanvallen, wat hij verlangde dat moest je doen, goedschiks of kwaadschiks. Bij hem werd ik een volleerde tule. Toen ik later met hem brak (ik vertel dat nog wel) kende ik alles, ik kon alles, ik was met alle watertjes gewassen. Ik leefde een paar weken in een roes van overdaad. Geld had ik volop. Bij de Jonker at en dronk ik het lekkerste en duurste. Ik wist dat ik hoogenaamd niets om hem gaf. Toch bleef ik bij hem. Het verschafte mij een heimelijk genoegen mijn vader te vernederen met de Jonker. Hij stond in de slagerij op te scheppen met zijn knappe zoon, die met de fijnste lui omging, ja zeker mevrouw, mijn artistieke zoon is een huisvriend van hem, een huisvriend! Met het geld van de Jonker wist ik wel raad. Ik verzon slimme maniertjes om hem steeds meer af te troggelen. Bijvoorbeeld, ik verloor zogenaamd mijn portemonnee bij hem in huis. . . de portemonnee was leeg. Als hij hem gevonden had (het was een niet afgesproken, maar goed begrepen spelletje) kreeg ik mijn beurs terug, niet leeg. Een ware koopwoede had zich van mij meester gemaakt. Ik kocht een dure camera en een vergrotingskoker. De donkere kamer
44