ging. Knuffelen. .. vrijen en zo... dit was de grondtekst wanneer de jongens van hun avonturen vertelden. Een meisje dat met je meeging, wist waar ze op uit was. Leentje ook? Mijn hersens calculeerden. Was er voor mij een kans op ontsnapping? Of moest ik me voegen in het algemeen aanvaarde gedragspatroon? Ik trachtte me voor te stellen hoe het zou gaan. Lichamelijk riep Leentje geen enkele gewaarwording bij me op, misschien een lichte wrevel. Zou ik haar, mijn troost in het alleen-zijn verliezen, omdat ik me niet wilde voegen?
'Och, waarom eigenlijk?' 'Zei je wat?', vroeg Leentje. 'Nee, ik dacht hardop'.
Achter een aanplant gingen we wat rusten. Leentje zei, dat ze moe was. Dan moet het maar, dacht ik. Voor vriendschap moet je iets over hebben. Ik zoende haar. Zij zoende terug. Ik schrok van de heftigheid, waarmee ze me omhelsde. Lusteloos dacht ik: nou is er geen ontkomen aan, vooruit, ga verder. Ik frunnikte aan haar rok. (Dat was een verplichte handeling in de sterke verhalen over avonturen met meisjes). Ze verzette zich, maar niet echt. Haar rokje had ik omhoog-gelegd. Alleen haar kleine broekje had ze aangehouden, dat belachelijke witte broekje. De volgende obligate handeling was: broekje uit! 'Nee, dat niet'.
'Nou, dan niet', zei ik, eerlijk opgelucht. Ik had gedaan wat
ik moest doen. Zo kon ik haar behouden als een vriendin in
het alleen-zijn.
'Ben je kwaad?'
'Welnee, waarom zou ik?'
'Omdat ik niet alles gedaan heb wat je wou'.
'Welnee'.
'Waarom zeg je dan niets?' 'Goeie-n-avond'.
33