geblazen. Hij kwam met een geheimzinnig pak voor de dag, en met een redevoering, als je tenminste enkele niet onvriendelijke zinnen zo mag noemen. Hij had gemerkt hoe handig ik was met prutsen en om me nu een plezier te doen (ja zeker, dat zei hij, mij een plezier doen) had hij wat aardigs gekocht, dat meteen kon dienen om te zien voor welk vak ik eigenlijk geschikt was.
Bij de soldeerbout was wat klein gereedschap. Ik was er in elk geval erg blij mee. Ik hield op met tekenen en probeerde wat ik met dat soldeer-geval kon doen. Het viel erg mee. Het bleek, dat ik aardig wat aanleg heb voor koperslagers-werk, in het artistieke genre wel te verstaan. Gewoon lood- en zink-werker. . . dat vak zou ik nooit kunnen of willen uitoefenen. Maar edelsmid in koperwerk, om het zo maar eens te zeggen, dat lag me. Voor de padvinderij maakte ik een enorm embleem in koper, helemaal uitgeslagen. Mensen, ik was gewoon de held van de troep. Uit het hele land kwamen padvinders om mijn werk te bekijken. Trots dat ik was. Het gaf mij een gevoel van wrevel, dat vader mijn verrichtingen nu met zoveel belangstelling volgde. Alsof hij nu pas ontdekt had, dat de 'Kerstrollade' een menselijk wezen was, die zowaar een soldeerbout niet al te stuntelig kon hanteren. Bij het bekijken van een van mijn koperstukjes, streek hij soms onhandig over mijn haren. Ik kreeg het er warm van. 'Ik ben blij dat we een vak voor je hebben gevonden.' Vader moedigde me aan van koper allerlei schaaltjes en bakjes te vervaardigen. Niet volgens vast model. 'Gewone dingen kan iedereen maken. Mijn zoon moet een artiest zijn'.
Mijn fantasie, die ik tot nog toe in tekeningen had weggewerkt, leefde ik nu uit in koperen gebruiksvoorwerpen. Als vader die koperwerkjes zelf had gemaakt, had hij niet trotser kunnen zijn. Omdat bij hem de winkel synoniem was met zijn gevoel van eigenwaarde, moest en zou het werk van
26