meter of vier breed was, en ik kon er rechtop in staan. De hut was solide. Met oude opengescheurde melkbussen had ik de dakbedekking waterdicht gemaakt. De wanden waren dubbel, gevuld met naalden, lekker warm in de winter en koel in de zomer. Maar het fijnste was: de hut bewoog op de wind. Dat was geen toeval. Ik had vele boompjes geprobeerd voordat ik het goede had gevonden, sterk en toch nog lenig genoeg, waarop de hut steunde en hing. Als de wind opstak, klom ik naar boven, haalde de touwladder binnen, en zat in mijn eentje in het heen en weer bewegende vertrekje. Wiegen, wiegen. Uren kon ik zo zitten dromen. Dromen is eigenlijk niet het goede woord, ik dacht aan niets. Buiten loeide de storm. Zo heen en weer deinen. .. het gaf mij een gevoel van innerlijke vrede. Ik was de enige mens op de hele wijde wereld.
Het geheim van de wieghut heb ik voor mijn vrindjes in de padvinderij niet verborgen kunnen houden. Ik geloof, dat ik het hun toch zou hebben verteld, ook als ze me niet stiekem achterna waren gegaan. Wie deel had aan het komplot had vrij toegang. Een geheim fluitsignaal. Ik liet de ladder zakken. Dan hokten we met een stel jongens in de boom. Het duurde niet lang of ik kon de drang hen te betasten niet langer weerstaan. Ik wilde nooit iets anders aanraken dan hun borst, alleen zachte onbehaarde vrouwelijk ronde jongensborsten. Verlangens om andere delen van het lichaam aan te raken, kende ik toen nog niet. Ik herinner me, dat ik eens een keer met een van de padvinders ging zwemmen. Onder water raakte ik zijn geslacht aan, het wekte hoegenaamd geen gevoelens bij mij op.
Wat mijn vader had bewogen om me op mijn verjaardag een soldeerbout cadeau te doen ... ik begrijp het nog steeds niet. Mijn verjaardagen waren meestal grauw. Moeder gaf een kleinigheid, er was een extraatje op tafel en verder: ho maar! Die ene keer echter had vader blijkbaar diep in de bus
25