moest Wim ze op een of andere manier aanwijzen. De knaap was een brutale vlerk. Ik tikte hem op de schouder en zei, dat ik een biertje met hem wilde drinken. 'Luister, die meneer, die ginds zit, je weet wel, die Hagenaar, hij en ik zijn een stel. We willen die foto's, die jullie van hem hebt, afkopen. Een bedrag ineens. Kan jij alleen beslissen of heb je er je maat bij nodig?'
Er werd getelefoneerd. Toen verscheen de kameraad-afperser. De duivel zelf had dat gezicht in elkaar gezet, en het was zijn meesterstuk. Ik haalde Wim erbij. Toen was 't uit met de vriendelijke praatjes. Ik legde die zware vuisten van me op tafel, ik zoog de borst vol lucht.
'Jullie dachten, dat je geld kreeg. Geen cent! Ik ga niet naar de politie. Heb ik niet nodig. Zulke dingen doen we onder elkaar af. Jullie blijft met je poten voortaan van die jongen af. En nog wat: als ik merk, dat je hem lastig valt, loop ik jullie op een donkere avond de gracht in. Je zou niet de eerste zijn, die ze uit de Singel ophalen. Begrepen?' Wim en ik zijn zeer goede vrienden gebleven. Toms jaloezie is nog steeds groot. Maar tegenwoordig doet hij zijn best de naijver te verbergen, soms lukt 't hem zelfs. Dat incident had gevolgen, die ik niet had kunnen vermoeden. Wim (en misschien ikzelf ook) moet aan deze of gene hebben verteld hoe ik die kerels klein heb gekregen. Als ik in een bar kwam keken de lui me met ontzag aan. Ik was groot en gespierd. Ik kreeg de reputatie van een Sint Bernardhond. Leo, de mensenredder. De rol van beschermer gaf mij het gevoel, dat ik meer ben dan anderen. Af en toe kwamen lui, die op een of andere manier in de klem waren geraakt, bij mij om raad en daad. Niet, dat ik er een Bureau van Sociale Werken op na ging houden, 't was gewoon: als iemand een moeilijk klusje had op te knappen, kwamen ze bij mij. Ik kreeg op een dag in mijn werkplaats bezoek van drie broers. Ze kwamen uit een gezin van zes jongens. Alle drie
139