wereld te scheppen heeft Onze Lieve Heer mensen van allerlei soort nodig gehad. Daarom zie ik ook geen kans hun oordeel over mij en mensen zoals ik, weer te geven in een afgerond gesprek. Het was nu eens een ogenschijnlijk terloopse opmerking. Dan weer waren er een paar korte zinnen. Toch waren het nooit losse gezegden, al waren ze naar de tijd gemeten, over vele weken verdeeld. Ik herinner me dat Piet op een keer zei:
'Hoe mensen zoals jij, Leo, aan hun aanleg komen, weet ik niet. Ik heb er over gelezen en het antwoord op mijn vragen week steeds verder terug. Kijk, éen van twee, of je bent er mee geboren en wie ben ik, Piet van Nunen, dan dat ik over jou een oordeel zou mogen uitspreken? Of wel, jij bent er niet mee geboren, en je hebt je aanleg gekregen door wat de mensen je hebben aangedaan. Dan hebben wij mensen nog minder recht om over je te oordelen'.
Mientje adoreerde ik alsof ze rechtstreeks uit de hemel was gekomen om speciaal voor mij lief en bezorgd te zijn. Ze bekeek mijn problemen minder logisch dan Piet; haar onlogische gevoeligheid raakte me veel dieper. Ze zei op een keer:
'Eeuwen lang zijn mensen zoals jij tegemoet getreden met haat. Het heeft de ellende alleen maar vergroot. Ik vind, dat we het nu maar eens moesten wagen met de liefde. En als dat ook vergeefs mocht zijn, hebben we in elk geval gehandeld volgens onze menselijke verantwoordelijkheid'. Ik wil niet ontkennen, dat het enige tijd heeft geduurd, voordat ik mijn ingeworteld wantrouwen tegenover hen kon opgeven. Ik had teveel gezien, te veel gehoord, te veel geleden om voetstoots te geloven, dat er mensen zoals de van Nunens bestaan. In lange nachten van wakker liggen en mijn problemen als een jongleur om en om gooiend, kwam ik tenslotte tot een kernvraag. Ik dacht: die vraag moet ik hen voorleggen, ik zal op hun gezichten letten als ze er op ant-
131