'Jullie wisten dat?'
'Allicht. Maar öf je vertrouwt iemand, en dan moet je hem zonder reserve vertrouwen. .. of je vertrouwt hem niet, en dan moet je niets met hem te maken willen hebben'. 'Bedoel je te zeggen, dat jullie me vertrouwt. . . ondanks mijzelf'.
'Dat heb ik toch al gezegd'.
Een gevoel van ongekend geluk stortte als een heerlijk-warme douche over me heen.
We maakten een afspraak voor de datum van mijn bezoek. 'Man, kom op zaterdagmorgen en blijf tot zondagavond of maandagmorgen'.
Ik ging naar mijn oude werkplaatsje. Daar lagen wat platen koper. Helemaal verwaarloosd had ik dit werk niet, maar met liefde en overgave had ik er toch weinig of niets aan gedaan. Nu dacht ik: ik neem deze keer geen bloemen mee voor Mientje, ik ga een bloem voor haar maken. Ik zocht een stuk metaal uit, waarin ik een tere roos voelde. Het werd, geloof ik, het schoonste werkstuk, dat ooit uit mijn handen is gekomen. De bloem was niet naar model gevormd. Het was een roos, zoals ik die in mijn fantasie zag. Een edele bloem, rank op de stengel. In mijn fantasie had ik de roos gezien bepareld met een druppel dauw. Die druppel in metaal overbrengen lukte mij niet. Maar met zuren en lichte verkleuringen wist ik de bloem een bijna on-aardse glans te geven.
Toen Mientje het cadeau zag, slaakte ze een kreet van verrassing.
'Heb jij die zelf gemaakt? Dat is het mooiste compliment dat ik ooit heb gekregen'.
Piet bekeek het werkstuk met de bewonderende blik van een kenner.
'Hoe heb je dat klaar gespeeld?' 'Wat bedoel je?'
128