dat vader in zijn leven had moeten meedragen, alleen ik, want zijn leed was ook het mijne.
Een mens langzaam zien doodgaan is een vreemde gewaarwording. Je weet, dat er iets wegvloeit uit het uitgeteerde lichaam, maar wat het is kun je niet begrijpen. Ik denk, dat ze dat onbekende bedoelen, wanneer ze spreken over het mysterie van het leven, dat hetzelfde is als het raadsel van de dood. De ene sekonde is het leven er nog, de volgende is het verdwenen, onzichtbaar weggevloeid. Waarheen? Ik wil niets verzwijgen van dat stervensuur. Terwijl iedereen snikkend en met dikke tranen in de ogen stond, zong ik onhoorbaar een liedje, dat in die tijd allang uit de mode was, het wijsje van blonde Mientje en haar hart van prikkeldraad. Ik heb dit opzettelijk willen vertellen, omdat ik van mezelf niets begrijp, ik voelde oprecht verdriet (of was het slechts zelfbeklag?) en tegelijkertijd zong ik onhoorbaar een wijsje. .. was ik dan toch blij, dat de oude kwelgeest voorgoed uit mijn leven was verdwenen?
De winkel werd verkocht, van de opbrengst kocht moeder een klein huisje. Ik kon schuin tegenover haar een solide zomerhuis huren. Alles werd met en door de notaris geregeld, maar een ver-verwijderd stuk achterneef van moeder speelde bemiddelaar. Zo kwam ik in aanraking met Piet van Nunen en zijn gezin. De eerste keer toen ik hem zag voelde ik me al tot hem aangetrokken. Hij was een forse man met een stem, die aan donkere honing deed denken. Een vertrouwen-wek-kende stem. Een grof en toch harmonisch gezicht. Donkere ogen. Door de soesah bij de verdeling en de overdracht van de boedel en doordat moeder alles zelf niet meer kon belopen, kwam ik vrij veel met Piet in aanraking. Toen alle besognes waren afgehandeld, vroeg hij me of ik een avondje bij hem en zijn vrouw een hapje wilde komen eten. Ze woonden in een verbouwde Saksische boerderij ergens in het
124