teken van de hemel zijn. Maar waarom zou de hemel zoveel overhoop halen, alleen maar om mijl Als ik aan mijzelf dacht temidden der mensen, voelde ik me eenzaam. Als ik dacht aan de ongezegde dingen buiten onze gewone werkelijkheid, was ik op een verschrikkelijke manier bedrogen. De wrangste van alle grappen is het vermogen van de mens zich te verbeelden, dat hij meer waard is dan het trillende draadje dril, dat door de golfslag op het strand wordt geworpen; het droogt in luttele seconden uit, het heeft nooit bestaan.
Ik kreeg een brief van de directeur van 'Oldenhof'. Hij en
de dokter waren benieuwd naar mijn lichamelijke toestand,
ze stelden onhebbelijke vragen, verdomme, ik ben toch geen
proefdier in een laboratorium. Maar ik besloot het oude
masker voor te doen. Ik ging met hen praten. Mijn masker
viel. Ik stortte mijn hart uit. Mijn verdriet. Het onzegbare
ondraaglijk leed. De dokter gedroeg zich menselijker dan ik
had verwacht. Zo'n depressie hoort nu eenmaal bij zo'n
ingreep, mijn beste vriend. Alle patiënten moeten zich door
die periode heen vechten.
'Maar mijn onmacht, dokter. Mijn onmacht?'
'Na een jaar of vijf wil het zich dikwijls herstellen. Je moet
moed houden'.
Moed houden.
De oorlog overviel ons. De bezetting. Zoveel mensen waren radeloos. Verjaagden zoals ik, maar om andere redenen. Vijf lange jaren. Zullen ze ooit voorbijgaan? Toen ze om waren was ik even neerslachtig en impotent als voorheen. Ik dacht: ik ben gedoemd de rest van mijn leven als een paria door de wereld te gaan.
Door de Canadezen kreeg ik weer een beetje zin in het werken met koper. De bevrijders waren verzot op souvenirs. Hoe feller het blonk, hoe meer ze er voor wilden betalen. Ze
114