'Als je je 's-avonds verveelt, we hebben een clubje, een man of vijf. Allemaal jongens zoals jij en ik'. 'Leuk. Ik voel er wel wat voor. We zien mekaar nog wel eens. Dan spreken we wel af'.
Ik ontdekte opeens, dat ik al dagenlang ten prooi was aan een angst-aanjagende nervositeit, die ik echter nu pas duidelijk voelde. Ik stond te trillen op mijn benen. Ik voelde mijn hart snel bonzen. Het bloed steeg me naar het hoofd. Toen ik thuis een kopje thee oppakte, trilde mijn hand zo hevig, dat ik de helft op het schoteltje morste.
Ik zei, dat ik me niet lekker voelde, een beetje griep of zo en dat ik vader 's-middags niet in de winkel kon helpen. In mijn kamertje lag ik op mijn bed te rillen. Het bloed vloog in springtij naar mijn hoofd. Duizeligheid. Ik zei tegen mezelf, dat ik na jaren van onvrijheid er weer aan moest wennen doodgewoon met mensen om te gaan. Maar ik wist, dat ik mezelf bedroog.
De volgende dagen ontliep ik Henk Schuring. Als ik niet beslist de straat op moest bleef ik binnen, en als ik buiten moest zijn, koos ik wegen, die me de kans gaven Henk te ontlopen. De zenuwachtigheid wilde niet wijken. Ik voelde me steeds onzekerder worden. Of ik op kussens liep, en mijn hoofd was leeg en licht.
Op een nacht werd ik met een schok wakker. Gedurende een fractie van een seconde was mijn geest vrij van spanning. Ik wist de oorzaak van mijn onzekerheid. Ik was impotent geworden. Niemand had het mij gezegd, maar het stond met vurige letters in mijn hersens gebrand. Jij bent onmachtig. De chirurg had mooi praten. Die had mij met een smoesje afgescheept. Wel erecties, maar geen ejaculaties. Maar hij was een leugenaar. Ik kon het voor mijzelf niet langer verborgen houden. Henk Schuring 'deed me niets'. Waar vroeger sex was geweest, gaapte nu een bodemloze afgrond. Ik schaamde me voor mezelf. Voor de spiegel bekeek ik mijn
108