er geen wijs uit kon worden. Toen ik nu rustig met mijn schijnziekte als enig gezelschap, in dat kamertje lag, overwoog ik, dat dit een uitgezochte gelegenheid zou zijn om eens met de dokter te spreken. Het viel mij echter danig tegen, dat deze zich zo weinig mededeelzaam betoonde. Aan de wijze, waarop hij probeerde het onderwerp van gesprek te veranderen, kon ik merken, dat hij achter mijn poging om sexuele zaken met hem te bespreken, iets anders vermoedde. Maar ik liet niet los.
'Wat opereren ze nu eigenlijk precies, dokter?' 'Ze nemen je testikels weg'.
'Testikels. . . dat noemen wij onder elkaar je versierseltjes. Kan een mens die missen?'
'Natuurlijk, een gesneden kater wordt groot en dik, en blijft
toch ook kerngezond'.
'Dat wel. Maar zou ik er door genezen?'
'Wij gaan er van uit, dat je heftigheid op lichamelijk gebied
geringer zal worden'.
'Dus niet helemaal zal verdwijnen. ..'
'Het ene geval verschilt van het andere'.
Zodra ik 'geheel hersteld' het ziekenkamertje mocht verlaten, verstuurde ik mijn brief aan de directeur. De gevolgen waren beslist een anti-klimax. Een week of wat later moest ik een deftig stuk aan de Minister van Justitie ondertekenen. En verder stilte.
Pas eind 1938 hoorde ik er meer van. Zo'n Minister van Justitie is een voorzichtig man. Die gaat niet over éen nacht ijs. De directeur legde me uit, dat zo'n operatieve ingreep in Nederland geen kinderachtige zaak is. Juist omdat de minister er hoogst persoonlijk toestemming voor moet geven, draagt hij een grote verantwoordelijkheid. Eerst pakken ze je op, omdat je zo bent... ze stoppen je in een gesticht en geven je cellulair om te genezen... en als je dan zegt, ga maar tot het uiterste om me van die bezoeking te verlossen, hebben zij
101