noeg vis voor ons hele gezin) en vrijdag: de sabbathpot, die meestal tot zondag kon worden uitgesmeerd... 'wegens groot succes geprolongeerd' smaalde grootmoeder. Grootmoeder was een lekkerbek. Haar dochter Bloemie kon wat haar betrof de lekkerste vis houden, zij gaf aan een forse heilbotkop verre de voorkeur. En nog liever at ze de gekookte ogen van schelvissen, maar het moesten wel schelvissen van prima kwaliteit zijn, anders lustte ze de ogen niet. Het vlees, dat bij ons op tafel kwam, was zuinigjes-aan, meestal was het kopvlees, dat bestaat uit de geschilde wangen van koeien. Het is vlees van de minste kwaliteit, zacht en blubberig. Er werd ook kop-worst van gemaakt 5 die is ongenietbaar. Na het eten werd een kopje thee geschonken met voor ieder één droog koekje, zo eentje, dat ze tegenwoordig Maria noemen. Op vrijdagavond werd op dat koekje een musketflik gelegd. Soms waren er op die avond pinda's als extraatje. Eieren, ofschoon goedkoop, aten we betrekkelijk weinig. Af en toe, tegen de Paastijd, was de hoofdmaaltijd: hete gekookte aardappelen, daarover een rauw ei en een kluit rauwe boter en dat door mekaar husselen. Het is nog steeds mijn lievelingsgerecht, maar je komt er zo van aan. Alles bij elkaar was de voeding vrij eentonig. En wat deden we in de vrije tijd? Als ik ga schrijven over het deel van ons bestaan, dat ze tegenwoordig het culturele leven noemen, moet ik beginnen te zeggen, dat ons gezin geen maatstaf was voor de wijze waarop de meeste mensen in de buurt hun vrije tijd besteedden. Doordat mijn vader lid was van de Diamantbe-werkersbond, hadden we de beschikking over de boeken van de bondsbibliotheek, een keurcollectie, die helaas ver
87