weet dat, omdat ik eens een handleiding van die organisatie in de linnenkast heb gevonden. Het leerzame boekwerk heb ik, samen met mijn vriendjes, vlijtig bestudeerd. Toen ik wat ouder was, hield niemand voor mij geheim, dat mijn moeder bij de buurvrouwen naarstig propaganda voor de bond van Aletta Jacobs maakte. Naar haar gevoel sprak het vanzelf, dat iemand, die op Henri Polak stemde, niet als een fatalist tegenover de uitbreiding van zijn gezin bleef staan. Geboortebeperking was óók een stukje van de revolutie. Mijn moeder en de vroedvrouw, mevrouw Bobbe of Bierschenk (ze werd willekeurig bij haar mansnaam of bij haar meisjesnaam genoemd) waren vriendinnen. Slechts zelden kwam in de buurt bij een bevalling de dokter te pas. Arme mensen voelden zich veilig en tevreden in de zorgen van de vroedvrouw. Maar vroedvrouw Bierschenk was eveneens een ijverig aanhangster van Aletta Jacobs. Dwars tegen haar eigen belang in. Als ze weer een vrouwtje had verlost, kwam ze later vertrouwelijk babbelen.
'Goeie mens, dat kan toch niet zo doorgaan. Je hebt er nou al zeven, en je hele woning bestaat maar uit één kamer, een keuken en een plee op het portaal voor de hele verdieping.'
'Maar wat moet ik dan?'
Als de vroedvrouw dan het grote geheim had ontsluierd, kreeg ze meestal te horen, dat de technische aspecten van de nieuwe uitvinding voor zo'n arm vrouwtje veel te ingewikkeld waren. Maar daar was een mouw aan te passen. Op vrijdagmiddag wandelde de vroedvrouw door de buurt, met haar karabies. Ze ging nu niet uit om te verlossen,
80