'Jaggetje... Jaggetje... ich ben zo miet...,' hetgeen letterlijk vertaald betekent: Jaggetje, ik ben zo moe. En dan zong gekke Jaggetje terug met een woordspeling: 'En ich ben mieter,' hetgeen een dubbele betekenis heeft, want mieter kan immers ook de vergrotende trap van miet zijn.
Als je over de Sint Anthoniesbreestraat naar de Nieuw-markt zwierf, begon achter de Waag de warme buurt, zoals de walletjes toen nog heetten. Meestal op zaterdagavond trokken stoeten jongens in groepjes van tien of vijftien de Zeedijk op. Hoeren kijken. Leeftijd: van tien tot vijftien jaar. We jouwden Blonde Nellie uit, en scholden op Rooie Riek en als we voor de Witte Ballon op de Zeedijk stonden, hieven we unisono het lied aan van 'Ga je mee naar boven, ga je mee naar bed...' We werden weggejaagd door grote kerels, die we zoeteriken noemden; dat is het goed-Nederlandse woord voor wat tegenwoordig souteneur wordt geheten. Kreeg zo'n bikker je te pakken, dan had je na drie weken nog pijn, want die kerels hadden knuisten, nou... Politietoezicht was er weinig en de agenten waren lui. Trouwens ook de politie was toen nog niet Amsterdams, het was een echte buurt- en wijkpolitie. Een of ander genie op het Hoofdbureau had de stad in wijken verdeeld. Wee de diender, die in diensttijd de grenzen van zijn wijk overschreed. Je kon, bij wijze van spreken, op de Prins Hendrikkade iemand overhoop steken, als de diender van het posthuis Nieuwmarkt wist, dat de moord niet in zijn wijk werd gepleegd, draaide hij zich om, mijn-'n-biet, en kuierde rustig verder. De jongens kenden de wijken nog beter dan de politieagenten zelf. Ze wisten
69