ook welke smeris bij elke wijk behoorde. Als we in de Lange Niezel een bewoonster met ons gejoel en getreiter in haar broodwinning benadeelden, en er werd geroepen: 'Juuu.... een koperen helm.'
...keken we eerst goed welk gezicht onder die helm zichtbaar was. Dan klonk het geruststellend: 'Het is er eentje van het bureau Warmoesstraat... die mag hier niet komen, het is zijn wijk niet.' Voor zover ik me kan herinneren, vonden zulke expedities naar het Zondige Zuiden meestal in de winter plaats. In de zomer voelden we weinig belangstelling voor de Zeedijk en omstreken. Waarom? Ik weet het niet. De zomer was gereserveerd voor typische straatspelletjes. Dieffïe-met-verlos, Rover in het Bos, en vooral voor het lustige en lastige spel, dat 'O wint' heet. Het wordt tegenwoordig niet meer gespeeld. Je had er een pinkelhoutje voor nodig en een slaghout. Het pinkelhoutje werd in balans half op en half over de stoeprand gelegd. Dan gilde de hele stam: 'O wint.' Als de volwassenen deze kreet hoorden, zochten ze ijlings dekking. Want als het vrije eindje pinkel met het slaghout de vakkundige mep had gekregen, suisde het zo hoog als een huis hemelwaarts, en dan was het:
'Wees een jehoede, wees op je hoede.' De zuigers (de Vlamingen zeggen: plakleerkes) stonden het hele jaar thuis in de week, maar op een zeker tijdstip, dat door niemand werd vastgesteld en door iedereen werd erkend, kwamen ze te voorschijn. De zuigers zijn uitgestorven, want de asfaltering heeft hun bestaan onmogelijk gemaakt. Bij zuigers behoort namelijk per definitie een
70