dan aten ze, van hun armoedje, een tikje feestelijker dan anders.
Zegt de revolutionaire bohémien: 'Ze waren kleine burgers in de dop.'
Nou en? Wat zou er van de wereld terechtkomen als er geen kleine burgers bestonden? Ze droomden zich een aarde, waarin de werkdag de sfeer van de rustdag zou verwerven. Hun ideaal was eeuwen ouder dan Marx, maar dat wisten ze niet.
Hun gebrekkig inzicht in de menselijke boosheid deed hen geloven dat niemand met een hart in het lichaam hun dorst naar gerechtigheid zou durven laten voortduren. Het socialisme was, vonden ze, zo eenvoudig te begrijpen. Als zij met hun beperkte ontwikkeling haarfijn snapten wat de gevierde spreker op de vergadering hun voor de zoveelste maal uitlegde of wat in de driecents-brochure omstandig werd verklaard... welnu, waarom kon dan een gestudeerd man uit het vijandelijke kamp zich niet tot dat begrip opwerken? Dat kon niet alleen onverstand zijn. Daar moest wat anders achter zitten. De kapitalist wilde de redelijkheid van hun verlangen naar een wereld met een beetje geluk voor iedereen eenvoudig niet zien. Zo'n kapitalist was een egoïst, een brandkast met een menselijk uiterlijk, een slecht creatuur, laten we ronduit zeggen: een schurk. Goed beschouwd was het dus een blijk van milde verdraagzaamheid, wanneer die arme mensen zeiden, dat zo'n man de billijkheid van het socialisme niet kón begrijpen, omdat klassebelangen zijn geest benevelden. Voor het overige konden ze de wereld gelaten beschouwen, want het kapitalisme was nu eenmaal ge
59