besteding. En juist daarover raakte de buurt niet uitgepraat.
Meester Ploeger schrijft toneelstukjes (1waar haalt zo'n man het vandaan?'). Hij repeteert.De actrices, die overdag op een naaistersatelier werken, prutsen 's avonds de kledij voor het hele tableau de la troupe in elkaar. In schmink en lappen staan ze op het toneeltje van Casino, op de hoek bij de Blauwbrug, en in de zaal zit de complete misjpoge, feestelijk aangedaan en met belangstelling slechts voor hun eigen toneelspelend nageslacht, want eerst komt de stam en pas veel later het volk.
'En juffrouw Orgelist, vindt u mijn dochtertje, gezond zal ze blijven, op de planken niet sprekend mevrouw Theo Mann-Bouwmeester ?'
'Nou juffrouw Wagenhuizen, zoiets vind ik wel een pietsie overdreven... maar wat ik zeggen wou, mijn zoon speelt alsof hij echt toneelbloed heeft... van wie zou hijhet hebben ?' Als eenmaal op deze bescheiden wijze de prestaties der kinderen met elkaar zijn vergeleken, wordt iedereen het spoedig met iedereen erover eens, dat het een mirakel is hoe netjes de kinderen spraken.
'Mijn Rifke vertelt me daar, meester Ploeger laat je een woord duizendmaal overzeggen, net zo lang totdat je de rrrr vóór in je mond uitspreekt, op z'n gojs zal ik maar zeggen.' ' Wij lopen achter de sinaasappelenkar, maar onze kinderen leren spreken alsof ze in een gouden wieg achter het Concertgebouw zijn groot gebracht. Het socialisme is toch wel iets moois'.
In de oude buurt woonden naar verhouding vrij grote aan
19