pellen, die kersverse walnoten luidkeels aanprijzen. Er staan de vrouwen, die kastanjes te koop hebben, gekookte kastanjes, die in anijszaad en water op smaak zijn gebracht. De koopvrouwen met kersjtengen, zoals de kastanjes heten, hebben een karakteristieke roep, waarvan de woorden pas na jaren duidelijk worden. Het klinkt als: 'Zebennemietanyzegekokkiene.'
Het verluidt, dat taalgeleerden deze toverformule behoorlijk ontleed en gereconstrueerd hebben en dat hun jarenlange studie de volgende zin heeft opgeleverd: 'Ze zijn met anijszaad gekookt.'
Moossie Pieppie en Jutje staan met zuur, nieuwe augurken in de wijnazijn, oude augurken in de pekel, uitjes in zoetzuur, rode kool in de azijn, limoenen in het zout, olijven, ach die olijven van Moossie Pieppie zijn groter dan ze zijn. Tegen vier uur in de middag begint de eindeloze stroom van duizenden klanten wat te verschralen. Tegen vijven komen nieuwe mensen, de klantjes, die op koopjes uit zijn. Ze weten, in de steeg wordt geen vis tot de volgende dag bewaard. Deze late klanten worden met vrijmoedige spot begroet.
'Daar komen de laatkomers.'
Er zijn echter duidelijker namen beschikbaar. Het zijn: af-heibers, dat wil zeggen: restanten-jagers. Of: louwgeiwe-sen. Wat wil zeggen: mensen zonder trots, het zijn flapja-nussen of zeer duidelijk: flapdrollen, kaksougers. Tegen die tijd komen ook de joden, die uit Rusland of Polen naar Amsterdam zijn afgezakt, op de vismarkt. Ze ko_ men te laat, niet alleen, omdat ze bikkelharde kooplui zijn, die een handelaar het laatste halfje onder zijn nagels van-
116