het einde des jaars de jongetjes aan de deur dezelfde vraag stelde.
'Komen jullie kerstnacht in de kerk? Kindje wiegen.'
Elk jaar vroegen de vaders en moeders aan hun zoontjes: 'En
heeft hij je weer gevraagd of je het yelet wil komen sjokkelen?'
׳T '
'Je gaat toch zeker niet?'
'Ik gaan? Hoe komt u er bij? God zal me bewaren voor zoiets.' Maar van één van die jongetjes weet ik zeker, dat het verboden grondgebied hem met duizend verleidingen lokte. Zei ik op een keer:
"t Zou toch niet zo gek zijn. Eén keertje kijken. Ik wil wel eens
weten hoe zoiets in zijn werk gaat?'
'Wat?'
'Kindje wiegen.'
Bezwoeren moeder en grootmoeder met profetische kracht: 'Zo zal ik geen gezonde minuut meer hebben. Je gaat niet naar de tiffele. Versta je me?' 'Waarom mag dat nou niet?'
'Weetje wat dat betekent: kindje wiegen? Nee, dan zal ik het je even gauw vertellen. Om precies twaalf uur roept de pastoor: sta op en verdelg de Joden!'
Toen ik thuis niet meer voor de besteding van mijn vrije tijd rekening en verantwoording behoefde af te leggen, heb ik die verboden delicatesse lekker toch geproefd. De kerk rook naar mensen. Ik zag geen kindje, ik ontwaarde geen wieg, en ik moet het eerlijk boekstaven, ik vernam ook niet van de pastoor, dat ze allemaal moesten opstaan om mij te verdelgen, ausgerechnet mij!
Met deze uitweiding ben ik vooruit gelopen op het verhaal, dat
94