Eindelijk stond hij op.
'Nou, dan zal men maar naar die notaris gaan. Efsjar-jou wordt
men een kootsen.'
Zegt grootmoeder:
'Nebbisj, die Eeffie; is ze segewoere.'
Zegt Mousje; met de knop van de deur in zijn hand:
'Da's waar ook. Nebbisj, die Eeffie. Per slot van rekening is
men al die jaren toch met haar getrouwd geweest.'
Zegt vader:
'Mousje, hoe minder je met andere mensen over die brief spreekt, hoe beter is het.'
Kan vader makkelijk zeggen! Voor de dag óm was, weet de hele buurt het tóch. Iemand vertelt het in het diepste geheim aan iemand anders. Zwijgt het voort. Iemand fantaseert er wat bij. Het nieuws groeit en groeit. Voordat het donker valt, is de hele buurt ervan overtuigd, dat Eeffie, nebbisj, gezegend zij haar nagedachtenis, schat- en schatrijk is gestorven. Hele straten in Antwerpen kon ze haar eigendom noemen. Alles is voor Mousje. Kinderen hadden ze immers niet, al haar rijkdommen gaan naar haar man, die ze in geen jaren taal of teken heeft gegeven.Wie heeft zoiets kunnen denken? In het begin zal Mousje tegen deze legende wel geprotesteerd hebben.Wist hij véél van rijkdommen. De notaris heeft alleen maar geschreven, dat hij bij hem op kantoor moet komen. Die hele jerosje kan best een jiddisje honderdduizend wezen, niet meer waard dan een neviege en drie knikkers. Zó zal Mousje hebben gesproken. Zullen de mensen hebben geantwoord: 'Mousje, de Leugenaar is weer bezig. Ja, hij zal daar niet weten hoe groot de jerosje is. Natuurlijk weet hij allang, dat hij een kootsen is, maar hij is het sjkorummen zo gewend, dat hij heel
85