plaatsje hebben veroverd in de folklore van de buurt. Mozes de Machtige, die zo sterk was als een os en bijna net zo oud werd als Methusalem. Maar 't lief allemaal heel anders. Hij werd toch bij iedereen bekend. Dat kwam door die ene brief. Het verhaal, dat ik wil vertellen, begint eigenlijk pas bij die brief, al het andere was maar voorspijs.
Op een dag doet Mousje 's middags om één uur de voordeur van zijn snoepkeldertje secuur dicht. Dat wekt groot opzien in de buurt. Mousje sluit zijn nering, op klaarlichte dag, midden in de week.
Zoiets is nog nooit voorgekomen. Sluiten op vrijdagmiddag, als de Sabbath vroeg inviel, ja, en gesloten zijn op de Sabbath, ja natuurlijk, dat spreekt vanzelf. Maar midden in de week? Oj, was-is-da-mar?
Mousje sjokt door de Rapenburgerstraat, rechttoe-rechtaan op ons huis af. Hij klimt moeizaam naar tweehoog. Haalt hij een envelop voor de dag.
'Lezen en schrijven heeft men nooit geleerd, maar de post heeft iemand vanmorgen deze brief gebracht. Kan u iemand vertellen, wat er in staat?'
Het is een brief van een notaris. Eefje, de weggelopen vrouw van Mousje, weet u wel, is in Antwerpen gestorven. Ze heeft geld nagelaten, waarover die notaris met Mousje wil spreken. Of hij dan-en-dan maar eventjes wil komen. Zegt moeder:
'Nou ja,... elke erfenis is nog geen jerosje. Misschien gaat het om niet meer dan om een paar guldens. Zo'n notaris kijkt niet naar het geld, die moet een briefschrijven en afgelopen.' Zei Mousje:
'Een brief kan je lézen en een brief kan je zingen.'
84